Wetenschap van faillissementsaanvraag geobjectiveerd

De (indirect) bestuurder en enige aandeelhouder van Simij B.V. ontvangt persoonlijk een afschrift van de faillissementsaanvraag. Vervolgens betaalt hij zijn managementfees uit (i.c. verplichte rechtshandeling) en gaat Simij B.V. failliet. De curator vernietigt de betaling van managementfees op basis van de actio pauliana ex. art. 47 Fw. en vordert deze terug van de bestuurder.
De bestuurder stelt vervolgens dat hij geen “wetenschap van de faillissementsaanvraag” had, want hij had de brief met de faillissementsaanvraag niet geopend. Hij heeft pas kennis genomen van de inhoud van de brief, nadat betaling van managementfees al had plaats gevonden. De kantonrechter in eerste aanleg – evenals het Hof Arnhem-Leeuwarden – komt tot het oordeel dat er enige mate van objectivering plaats moet vinden bij het oordeel of er wetenschap van de faillissementsaanvraag is.
In de woorden van het Hof: Wanneer evenwel de aanvraag daadwerkelijk de ontvanger heeft bereikt maar deze er geen kennis van wil nemen, bijvoorbeeld omdat hij brieven direct verscheurt, niet opent, of bij mondelinge mededelingen zich bewust van de boodschapper afkeert, danwel zich erop beroept dat de boodschap mentaal niet is doorgedrongen, brengen de eisen van zekerheid van het rechtsverkeer en het betalingsverkeer met zich dat toch wetenschap van de faillissementsaanvraag moet worden aangenomen.
Het Hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter waarin werd geoordeeld dat de rechtshandeling is vernietigd en dat de bestuurder de managementfees moet terug betalen aan de boedel van Simij B.V.