Moeder overleden zoon krijgt (eindelijk) inzage in obductierapport op grond van art. 843a Rv.

19-05-2018
Joris Boddaert

In deze uitspraak gaat het om een moeder van een jongen die leed aan schizofrenie en het medicijn Risperdal kreeg voorgeschreven. Kort nadat de jongen in het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen wordt opgenomen, overlijdt de jongen op de intensive care.

Het ziekenhuis laat een obductierapport opmaken door een – niet aan het ziekenhuis gelieerde – patholoog-anatoom. De kernpunten van het rapport worden met de moeder gedeeld, maar integrale inzage wordt niet verschaft. Uit de samenvatting blijkt dat het overlijden is te wijten aan een verzwakte hartspier. De verzwakking aan de hartspier wordt toegeschreven aan het gebruik van Risperdal. Daarmee concludeert het ziekenhuis: “Hij heeft in het ziekenhuis dus minder Risperdal gekregen dan anders. Hij is hier dus zeker niet vergiftigd.” Na deze omineuze afsluitende woorden, eist de moeder integrale inzage in het obductierapport.

Art 843a Rv. bepaalt dat diegene die daarbij een rechtmatig belang heeft inzage kan vragen in bepaalde bescheiden. Om zogenaamde “fishing expeditions” uit te sluiten heeft de jurisprudentie een uitgebreid toetsingskader ontwikkeld. In beginsel wordt inzage verschaft indien:

  1. Er sprake is van een rechtmatig belang;
  2. Het voldoende bepaalbare bescheiden betreft; en
  3. Er een (potentiële) rechtsbetrekking is tussen degene die inzage vraagt en degene die de bescheiden heeft.

Daarnaast zijn er ook uitzonderingsgevallen die inzage in de weg staan indien:

  1. Er sprake is van een geheimhoudingsplicht; en
  2. Er een gewichtige reden is om geen inzage te verlenen en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de bescheiden op andere wijze kunnen worden verkregen.

Het Hof Arnhem-Leeuwarden komt evenwel tot een ander oordeel. Gelijk aan de rechtbank komt het Hof tot de conclusie dat in beginsel aan alle voorwaarden voor inzage is voldaan. Ten aanzien van de geheimhoudingsplicht en de gewichtige reden is het Hof evenwel van oordeel dat deze dienen te wijken voor het zwaarwegende belang van de moeder tot inzage. Het hof overweegt daarbij dat de desbetreffende medische informatie cruciaal is voor het onderzoek naar de oorzaak van het hartfalen en het antwoord op de vraag of het Wilhelmina Ziekenhuis een beroepsfout heeft gemaakt.

Daarnaast zou het ziekenhuis deze informatie ook moeten verstrekken in een geval dat de moeder een procedure aanhangig maakt tot veroordeling van het ziekenhuis wegens het maken van een beroepsfout. Ingevolge de verzwaarde stelplicht (ex. art 6:108 BW) zal deze informatie in beginsel toch moeten worden verstrekt. Ook bij een voorlopig deskundigenrapport zal deze informatie aan een deskundige moeten worden verstrekt. Alles overwegende wijst het Hof de vordering van de moeder toe. Het Hof bepaalt daarbij evenwel dat de informatie alleen kan worden verstrekt aan een – door de moeder aan te wijzen – medisch adviseur.

Lees meer…