Akkoord gesloten met alle schuldeisers, behalve de aanvrager van het faillissement?

Het Hof Den Haag (24/10/2017) bevestigt geldend recht dat er voor het uitspreken (en vice versa het vernietigen) van een faillissement noodzakelijk is: i) een vorderingsrecht van de aanvrager; en ii) een toestand dat de schuldenaar is opgehouden te betalen.
Van een “toestand opgehouden te zijn te betalen” is sprake indien er pluraliteit van schuldeisers is, dus meer dan één schuldeiser. Deze vereisten worden ex nunc – dus op het moment van de beslissing in hoger beroep – getoetst.
In casu is de substantiële vordering van Rabobank in hoger beroep nog altijd onbetaald gebleven. De schuldenaar heeft evenwel met alle andere schuldeisers een regeling getroffen over de (gedeeltelijke) betaling van hun vordering. De gelden die daarvoor beschikbaar zijn (EUR 21.000), zijn door de zus van de gefailleerde gestort op een derdengeldenrekening. Onder voorbehoud van vernietiging van het faillissement zullen de gelden worden aangewend om de schuldeisers te voldoen, alsmede de kosten van de curator.
Rabobank heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat er sprake is van benadeling. Dit omdat doelbewust alle schuldeisers worden betaald, behalve de Rabobank. Het Hof concludeert dat daar géén sprake van is. Het staat een derden – in dit geval de zus – immers vrij om een regeling te treffen met alle andere schuldeisers. De gelijkheid van schuldeisers (paritas creditorum) wordt niet doorbroken omdat dit beginsel slechts geldt indien sprake is van ongelijke voldoening van schuldeisers uit de opbrengst van de goederen van de schuldenaar.
Het Hof besluit tot vernietiging van het faillissement.